Kamperen: toen & nu

De tent netjes opzetten, haringen slaan, met de toiletrol naar het sanitair gebouw lopen, koken op een primitief kooktoestel en daarna met de hand afwassen. Nederlanders zijn dol op kamperen! Jaarlijks trekken bijna vier miljoen Nederlanders eropuit. Waar komt die liefde voor kamperen vandaan en wat zijn de verschillen tussen vroeger en nu? We nemen u mee naar het ontstaan van kamperen.

Het ontstaan van kamperen

De geschiedenis van toeristisch kamperen begint bij de uitvinding van de fiets in Engeland. Met de koffer in de hand fietste men van hotel naar hotel. In de zomer zaten de hotels zo vol dat hoteleigenaars een grote tent, geleend van het leger, naast het gebouw opzetten. De Engelsman Thomas Holding zag een gat in de markt en ontwierp de eerste lichtgewicht tent die op de fiets meegenomen kon worden. Hierdoor konden mensen zelf gaan kamperen. Dit idee waaide over naar Nederland en zo ontstond in 1912 de Nederlandse Toeristen Kampeer Club. Het eerste officiële kampeerterrein werd in 1924 geopend in Vierhouten. Tot dan toe was kamperen vooral een elitaire 'sport'.

Kamperen in de jaren 50

De Tweede Wereldoorlog en de crisis hadden veel impact op de Nederlandse bevolking en alles moest opnieuw gestructureerd worden. Mensen hadden veel behoefte aan rust en zochten ontspanning in de natuur. Het leven in de stad werd toen al als “zenuwachtig modern” beschouwd. Mensen spraken over “vermoeiende communicatiemiddelen” en “veel herrie van machines “. Blijkbaar was de behoefte in 1940 niet heel anders dan nu. Op mooie dagen trokken stadsbewoners massaal naar het strand, met als gevolg dat deze regelmatig overvol waren. De overheid zag dat hiervoor een andere oplossing moest komen. Daarom stelden ze natuurterreinen beschikbaar om te kamperen. Tenten waren destijds goedkoop en al snel werd kamperen de populairste vakantiebesteding. Campings schoten in Europa als paddenstoelen uit de grond.

Bermrecreatie

In 1950 telde Nederland ongeveer 139 duizend personenauto’s. In het weekend werden die vaak gebruikt om er met het gezin op uit te gaan. Dat zorgde voor overvolle wegen en de ontwikkeling van een typisch Nederlands fenomeen: het bermtoerisme. Bermtoerisme is het recreatief verblijven in de wegberm, zonder dat men er verder op uittrekt. De belangrijkste bezigheid is het kijken naar de langsrijdende auto’s. Omdat bermrecreatie veel onveilige situaties veroorzaakte, verklaarde het Verbond voor Veilig Verkeer zich in de jaren zestig een tegenstander van deze manier van ontspanning. Zij beseften dat veel van hun leden nog steeds dol waren op bermrecreatie, dus ze probeerden hen te ontmoedigen met bijna sarcastische communicatie als: ‘Het is ieders goed recht om in benzinestank en onder onophoudelijk motorengebrul de vakantielunch te gebruiken.’  Vanaf 1965 werd het officieel verboden om in de berm naast rijkswegen te parkeren en kwam er een einde aan deze typisch Nederlandse vorm van recreatie.

Kamperen kun je leren

Om orde op te camping te bewaren verschenen er dikke boeken over de techniek van het kamperen en de bijbehorende etiquette. Toch hadden kampeerders moeite om zich aan deze etiquette te houden, dus greep de ANWB in. In 1942, midden in de oorlog, organiseerde de ANWB de eerste “kampeercursus”. Vanaf 1948 werden de jaarlijkse oefenkampen gehouden op een eigen ANWB-terrein: de Anna’s Hoeve in Ommen. Tien dagen lang mocht de beginnende kampeerder verschillende tenten en kampeergerei van de ANWB uitproberen. De aanwezige mentoren gaven les in zowel ‘kampeertechnische vaardigheden’ als kampeeretiquette.

‘Stijlvol kamperen’ zat hem vaak in de kleine dingen: bied uw buurman altijd aan te helpen met het opzetten van de tent en zorg dat bij zijn vertrek de koffie klaarstaat, laat geen rommel slingeren rond de tent en draag gepaste kleding. Wie in Ommen was geweest wist hoe het écht moest. Wie met goed gevolg een kampeerexamen wist af te leggen, kreeg een kampeerpaspoort en mocht op plekken staan waar gewone kampeerders niet werden toegelaten.

Al die kampeerregels pasten natuurlijk niet bij de vrije tijdsgeest van de jaren '60 en '70. Kamperen bleef onverminderd populair, maar het animo voor de oefenkampen bleek af te nemen. Campers en caravans deden hun intrede en tenten werden steeds lichter. In 1974 werden de kampeerkaart en het kampeerpaspoort afgeschaft. Kampeerders hadden geen opvoedcursus meer nodig, ze zochten het zelf wel uit. Maar toch wel handig als de scheerlijnen goed gespannen zijn…

Kamperen anno nu

Hoewel de behoefte aan rust en vrijheid onveranderd is, is kamperen met de tijd mee gegaan. Kamperen is de laatste jaren steeds eenvoudiger geworden. Tenten zijn veel lichter geworden en makkelijker op te zetten. Caravans en campers zijn voorzien van de laatste technologie en handiger ingericht. Met een app is de verwarming of airco op afstand instelbaar en heeft u inzicht in het niveau van de gasfles. In de rij bij de bakker om de hoek of bij de wasmachines is verleden tijd dankzij de vele huishoudelijk apparatuur voor op de camping. Koffie zet u net zo makkelijk als thuis en water kookt u eenvoudig met de waterkoker.

Een camping voor iedereen

Een viscamping, boerencamping, wintercamping, natuurcamping, watersportcamping, jongerencamping, gezinscamping of toch een seniorencamping. Voor iedere kampeerder is er een camping die bij hem of haar past. De behoefte van de mens verandert continu, ook in de kampeerbranche. Hoewel de traditionele kampeerder het liefst helemaal back to basic gaat, sluit dit niet meer aan bij de wensen van voornamelijk jonge kampeerders. Zij willen iets unieks, een camping moet een verhaal hebben. Campings proberen hierop in te spelen door een beleving voor kampeerders te creëren. Ze bieden ruime en luxe safaritenten, tipi’s, pipowagens of een boomhut aan, zodat mensen niet zelf meer hun kampeermiddel hoeven mee te nemen. Het luxe kamperen wordt ook wel glamping genoemd, een uitkomst voor velen. Mensen genieten hierbij van de natuur maar hebben toch de comfort van thuis.